Woord vooraf

Een blog over de Agion Oros (Athos), de Tuin van de Moeder Gods, het spirituele centrum van het oosters-orthodoxe christendom.
En dus ook over kloosters, pelgrimeren en ikonen. (Tekst in geel bevat een link)
Wilt u op de hoogte blijven van nieuwe blogs? Abonneer u onderaan deze pagina.

zaterdag 25 september 2010

4 - VADER EFTHÍMIOS EN DE HEILIGE ARTÉMIOS

O zegevierende Artémios, jij was een edele atleet.
Als een gloeiende lamp verlichten
je wonderen nu de wereld ter verlossing van onze zielen.
Troparion, Toon 5

Het is rond half zeven in de ochtend en het regent. Het is nog donker buiten, vooral ook door de donkere, samengepakte septemberwolken. Samen met zo’n tien mannen sta ik in de huiskapel van de kellí (cel) van Vader Efthímios, monnik op de Agion Oros (Athos). Tijdens het samenzijn is het steeds harder gaan regenen. Het water gutst hoorbaar van de daken. Het weerlicht voortdurend en plotseling, na een geweldige donderslag, valt de electriciteit uit.

Gelukkig branden er vele kaarsen, waardoor de liturgie nog nadrukkelijker een bijzondere, intieme sfeer krijgt. Priester-monnik Vader Kírillos laat zich door het natuurverschijnsel niet van de wijs brengen en zegent ons, als welkom, door ons met een basilicumtakje gedrenkt in gewijd water, tegen het voorhoofd te slaan. Ook Vader Efthímios zingt vol vuur door. Mijn kaarsen staan bij de ikoon van de patroonheilige van de cel van Vader Efthímios, de Heilige Artémios.

De Heilige Artémios? Wie is dat eigenlijk? In de westerse kerk is hij nagenoeg, of misschien wel helemaal, onbekend. Toch leefde de Heilige Artémios in de tijd van de ongedeelde kerk, ver voor de tijd van de grote kerkscheuring, om preciezer te zijn in de vierde eeuw.

De Heilige Artémios is een zogenaamde Megalomartyr (Grootmartelaar, iemand die zwaar en langdurig is gemarteld). Hij werd in 362 AD, tijdens de regering van keizer Julianus, bijgenaamd Apostata (de Afvallige), onthoofd. Hij is de beschermheer van de Griekse politie en hij wordt ieder jaar herdacht en gevierd op 20 oktober, zijn sterfdag. Ook wordt hij aangeroepen door mensen die een hernia hebben.


Over het leven van Artémios
Tijdens zijn leven was Artémios van Antiochië een belangrijke militaire leider onder de keizers Konstantijn de Grote (306-337) en diens zoon Konstantios (337-361). Deze laatste liet hem de relieken van de Heilige apostelen Andreas en Lukas, uit respectievelijk Patras en Thebe in Griekenland, naar Konstantinopel brengen. Ze werden ondergebracht in het altaar van de kerk van de Heilige Apostelen. Als beloning voor zijn geslaagde actie benoemde de keizer Artemios tot vice-koning van Egypte. In deze officiële functie zette hij zich zeer in voor de verspreiding van het Christendom in Egypte.

In 361 volgde eerder genoemde Julianus Apostata Konstantios als keizer op. Zoals zijn bijnaam al aangeeft, zei hij het christelijk geloof vaarwel. En niet alleen dat. Hij spande zich ook in om de oude goden weer in ere te herstellen en vervolgde de christenen heftig. Honderden liet hij ter dood brengen. Zo kwam Artémios openlijk in conflict met de keizer.

In Antiochië liet Julianus twee bisschoppen martelen, omdat zij weigerden Christus te verloochenen. Toen Artémios in die stad aankwam, stelde hij de goddeloosheid van Julianus publiekelijk aan de kaak. Zijn hagiografie vertelt hoe het hem verging. Buiten zichzelf van woede liet de keizer Artémios hevig folteren en hem daarna in de gevangenis gooien.

In de gevangenis bad Artemios veel en tijdens die gebeden verscheen Jezus zelf aan hem, omgeven door engelen. Hij sprak: ‘Houd moed, Artémios, Ik ben met je en ik zal je behoeden voor alle pijnen die de folteraars je proberen toe te brengen. Ik heb je gloriekroon al voorbereid. Zoals jij van Mij hebt getuigd bij de mensen op aarde, zo zal Ik van jou getuigen bij Mijn Hemelse Vader. Daarom, houd goede moed en verheug je: je zult bij Mij zijn, in Mijn Koninkrijk.’ Toen Artémios dit van de Heer zelf hoorde, was hij zeer verheugd en bracht hij Hem vurig eer en zei Hem dank.

De volgende dag eiste Julianus dat de Grootmartelaar Artémios de heidense goden eer bracht. Artémios weigerde natuurlijk. Geconfronteerd met diens standvastige houding, nam de keizer zijn toevlucht tot folteringen. Maar de Heilige verdroeg alles zonder ook maar een enig gejammer. Hij voorspelde dat Julianus spoedig een terechte beloning zou ontvangen voor het kwaad dat hij de christenen had aangedaan. Julianus raakte buiten zichzelf van woede en greep naar nog wredere folteringen. Maar hij kon de wil van de Heilige niet breken. Deze werd tenslotte onthoofd. Christenen begroeven zijn stoffelijk overschot ter plaatse.


Na de dood van de Heilige Grootmartelaar Artémios werd zijn voorspelling over de aanstaande ondergang van Julianus Apostata bewaarheid. De keizer ging ten onder in de oorlog met de Perzen. Christenen brachten toen Artémios’ relieken met veel eer van Antiochië naar Konstantinopel. Daar werden ze in de kerk van de Heilige Johannes De Voorloper Oxeias geplaatst (nu de Imrahormoskee).


Artémios staat afgebeeld op een muurschildering van de Protátonkerk in Kariés, het hoofdplaatsje van Athos. In die kerk schilderde Manouél Pansélinos hem in de veertiende eeuw. Op het fresco in Makedonische stijl kijkt Artémios, als een strijder, fier voor zich uit. Zijn schild staat naast hem, hij houdt het met zijn linkerhand vast. Het gezicht van de heilige martelaar lijkt op dat van Christus zelf. En zo hoort het ook.

Immers, in zijn Handboek geeft Dionýsios van Fourná aan hoe Artémios geschilderd moet worden: ‘de Heilige Artémios lijkt in vorm op Christus’. De gelijkenis van zijn gezicht met dat van Christus geeft zijn vergoddelijkte status weer. De beschadiging aan het rechteroog belemmert de treffende vergelijking van zijn gezichtskenmerken met die van Christus niet. Op zijn ikoon is Artémios op dezelfde manier geschilderd.


Twee en een half uur later werkt de stroom weer en zitten we, na het einde van de liturgie, rond de keukentafel, leken en een aantal monniken. We praten en discussieren gezellig, eten ondertussen brood met margarine en Goudse kaas en drinken Griekse koffie. Helaas kondigt dit ontbijt het einde van mijn verblijf op de Heilige Berg aan.


Vader Efthímios blijkt een bekwaam chauffeur. Geroutineerd stuurt hij zijn landrover over de modderig en glibberig geworden bergwegen en door drie kleine riviertjes naar Kariés. Daar wacht de bus en in Dáfni de boot naar 'de wereld'.

Kapel van Vader Efthímios














Dank aan Keliotιs/Ευχαριστώ Γιάννη
(Eerder gepubliceerd in Eikonikon nr 93, oktober 2006)

zondag 19 september 2010

3 - WEERZIEN MET ATHOS EN DE IKOON ÁXION ESTÍN



Het is een mooie zondagochtend in mei, Griekenland. De ferryboot 'Axion Estín maakt zijn dagelijkse vaart langs de westkust van het Athosschiereiland. En tot mijn grote vreugde ben ik een van de passagiers. Ik geniet intens van het fantastische berglandschap waarin met regelmaat een arsanás (kloosterhaventje), een kellí (monnikencel) of een moní (klooster) verschijnt. Drie van de twintig hoofdkloosters van de Heilige Berg (Agion Oros) liggen hier langs de waterkant. Het zijn de Heilige Kloosters Dochiaríou, Panteleïmonos (Rosikó) en Xenofóntos. Andere, zoals het Bulgarenklooster Zográfou, hebben er slechts een arsanás.


Op de pier van dat kloosterhaventje wordt juist een man gedoopt. Dit alles vormt een prachtige intro voor een bezoek aan Athos. Het zijn vooral de omgeving en de alom heersende sfeer die zo indrukwekkend zijn.


Chilandaríoubrand
Drie maanden na de katastrofale brand in het klooster van Chilandaríou zet ik in het havenplaatsje Dafni voet aan wal. Veel nieuwe informatie valt er ter plaatse evenwel niet over de ramp te verkrijgen. Een vriend vertelt dat het complex voor iedereen nog steeds verboden terrein is. En misschien is dat maar goed ook. Het lijkt er nu op dat het vuur zo snel om zich heen kon grijpen, doordat het klooster grootscheeps gerestaureerd werd. Een omgevallen brandende kaars vormde het begin van een enorme vuurzee die zich gemakkelijk over en door de ruimtes kon verplaatsen. Ter bescherming van het interieur en de binnenmuren hadden de arbeiders namelijk een voorlopige dakbedekking van kunststof aangebracht. Deze bleek uiterst brandbaar en een prima geleider. In een oogwenk kon het vuur zich verspreiden, ook vanwege de vele houten voorzieningen (kozijnen, balustrades, trappen, meubilair).


In de hoofdplaats Kariés gaat mijn belangstelling vooral uit naar de Protátonkerk (10e eeuw) en haar klokkentoren, ook al omdat er berichten waren geweest dat de klokkentoren in brand had gestaan. Hoewel mijn Griekse vriend daarvan niet op de hoogte blijkt, is het duidelijk dat er inderdaad een brandje heeft gewoed. Er liggen zwarte verkoolde resten op de grond rondom de toren en het glas in de ramen is gesprongen. De schade is gelukkig beperkt gebleven.


Vermoedelijk hangt ook dit brandje samen met restauratiewerkzaamheden. Die werkzaamheden zijn er bovendien de oorzaak van dat ik de Protátonkerk, de hoofdkerk van Athos, niet kan bezoeken. Tot mijn spijt geen muurschilderingen van Manouel Pansélinos en geen ikonen uit de Kretenzische School.


De ikoon Áxion Estín
Een voordeel biedt de tijdelijke sluiting van het Protáton ook. De beroemdste ikoon van de Heilige Berg Athos, of misschien wel van heel Griekenland, de Moeder Gods Karyótissa, beter bekend als de Áxion Estín (Het is passend...), is nu gemakkelijker te begroeten. Ze is voor de duur van de kerkrestauratie overgebracht naar het kerkje van de Heilige Nikolaas, dat ten oosten van het Protáton staat. Daar is ze een stuk toegankelijker en, niet onbelangrijk, beter te zien dan op haar traditionele plaats.


De eigenlijke plek van de ikoon is achter de ikonostase van het Protáton, in het Heilige der Heiligen, op de marmeren troon van de protos. In het half duister, in het kaarslicht, wordt zij door vele Athospelgrims begroet en vereerd. De ikoon zelf is verborgen onder een zilveren bedekking, op de gezichten van Moeder en Zoon na. Door de eeuwenlange bewieroking en de kaarsenwalm zijn ze echter niet zo duidelijk meer te zien, de kleuren zijn zeer donker geworden. De wonderdoende ikoon Áxion Estín is een Glykofiloúsa-ikoon (de Zoetminnende) van een bijzonder soort. Ze stelt de Moeder Gods voor met het Christuskind op de rechterarm. Jezus op de linkerarm komt meer voor.


Volgens een legende zong de aartsengel Gabriël de strofe: “ Áxion Estín, Het is waarlijk passend U zalig te prijzen, Gij eeuwigzalige en alreine Moeder Gods…” zelf aan een kluizenaar voor. De Moeder Gods glimlachte daarbij instemmend in een stralend licht en wisselde met het Christuskind van plaats. Aan de beide beginwoorden van de hymne heeft de wonderdoende ikoon haar naam te danken. Dat was in de tijd dat er nog geen reguliere kloosters op Athos bestonden.


Een andere legende vertelt hoe bij Konstantinopel een soldaat van de keizer tijdens het ikonoklasme, in het begin van de achtste eeuw, met zijn sabel zo op de ikoon inhakte, dat er bloed in de zee stroomde. Geschokt door dit teken vluchtte de berouwvolle zondaar naar de monniken, naar Athos. Op een dag vond hij de ikoon op het strand. Ze bloedde nog steeds en kleurde de zee rood. Trillend pakte hij haar op en droeg haar snel naar de hoofdkerk in Kariés. Daar stopte het bloeden, als teken dat de Moeder Gods de ikonenschender zijn schuld had vergeven. Dankbaar begonnen de bijeengekomen monniken de hymne Áxion Estín te zingen. Sindsdien zingt men deze Lofzang dagelijks in het Protáton.


Bij heel bijzondere gelegenheden verlaat de Áxion Estín de Heilige Berg. Dan krijgen ook vrouwen de mogelijkheid haar te vereren. Zo werd de ikoon ter gelegenheid van het millenniumfeest van de Heilige Berg, in 1963, naar Athene gebracht. Daar werd zij op majestueuze wijze ontvangen, terwijl alle klokken van de stad luidden. En ook na de aardbeving van 1999 in Athene ontvingen honderdduizenden gelovigen haar met vorstelijke eer.


Wanneer ik na de begroeting van deze bijzondere Moeder Godsikoon mijn pelgrimstocht voortzet, besef ik met voldoening eens te meer dat ik hier (een heel klein) deel mag uit maken van een zeer speciale gemeenschap.

(Eerder gepubliceerd in Eikonikon nr 85, september 2004)

2 - BEZOEK AAN DE HEILIGE BERG ATHOS: EEN IMPRESSIE

I.M. Osíou Grigoríou
Het is donker buiten als ik het gastenverblijf van het klooster Osíou Grigoríou (van de Zalige Grigorios) verlaat. Stil ook. Zoals het hoort, in een oord van tijdloze rust en stilte. Alleen de zee is te horen. Hoog boven mij flonkeren ontelbare sterren die in onze verlichte westerse wereld niet meer te zien zijn. Een paar medegasten en monniken lopen dezelfde weg. Het is de Grote Week (de Goede of Stille Week) in de Orthodoxe Kerk. En we zijn op weg naar het katholikon voor de viering van Grote Donderdag.


Het is inmiddels mijn vierde en laatste avond op Athos tijdens de Grote Vastentijd, een tijd die voor de monniken gekenmerkt wordt door een extra sober leven en veel diensten. Ze eten slechts één keer per dag en op Grote Vrijdag in het geheel niet. Als ware pelgrims zouden wij - mijn parea (vriendenclub) en ik - ons ook daaraan moeten houden, vind ik. En we doen ons best, maar af en toe hebben we wat extra brandstof nodig. De monniken verblijven immers voortdurend in hun klooster en gedragen zich rustig, terwijl wij dagelijks verder moeten, met onze bagage op de rug. Maar ‘s avonds en in de kerk is er ook voor ons voldoende tijd om tot rust te komen.


In de kerk is het ook donker. Een enkele kaars zorgt voor een spaarzame verlichting en een bijzondere, mystieke, sfeer. Er is nog bijna niemand aanwezig. Ik begroet de ikonen, waaronder die van de beschermheilige, de Heilige Nikolaas, en ga in een sta/hangstoel langs de muur staan. Daar wacht ik in alle rust op de dingen die komen gaan. Een monnik steekt intussen de gebeds-lichtjes bij de ikonen (opnieuw) aan. Anderen lopen de kerk in en uit zonder dat direct duidelijk is wat ze doen.


Langzaam stroomt de ruimte vol. Links van mij zit een Griek met een gebedenboekje, rechts naast mij neemt een jonge monnik plaats. Zwarte baard, zwart knotje, zwarte kledij en een vriendelijk gezicht. Er zitten meer monniken gewoon tussen de pelgrims, sommigen hebben blijkbaar hun eigen vaste plaats. Dat gemengde geeft een gevoel van verbondenheid, ook al zijn we eigenlijk buitenstaanders. Dat gevoel neemt nog toe, als mijn monnikbuurman mij aanspreekt om mijn en zijn gele waskaars te doven. Blijkbaar val ik niet uit de toon.


Die kaarsen hebben monniken aan de aanwezigen uitgedeeld en men ontsteekt ze tijdens het lezen van een passage van het lijdensverhaal. Telkens wanneer een fragment gelezen is, volgt gezang en moet de kaars uit. Mijn buurmonnik vindt dat voorzichtig uitblazen niet de juiste manier is. Hij drukt de lont van mijn kaars tegen zijn kaars uit en omgekeerd. Later vraagt hij mij om zijn kaars vast te houden, zodat hij zelf de handen vrij heeft om zijn kleding te herschikken.


Ik ‘geniet’ intussen van het gezang van de monniken. Als je deze a capella vorm van zingen eenmaal weet te waarderen, dan vraag je je af waarom bij het Westers christendom muziekinstrumenten zo’n belangrijke rol spelen. Daarnaast draagt ook het veelvuldige gebruik van het wierookvat zijn steentje bij aan het juiste gevoel in een orthodoxe viering en dus ook hier. De viering duurt zo’n vier uur, maar halverwege vindt Vader abt het blijkbaar bedtijd. Samen met een groepje monniken verlaat hij de kerk.


Skíti Agías 'Annis
 Ook ik blijf niet tot het einde. Onze Grote Donderdag is namelijk reeds vroeg begonnen, ‘s morgens om zes uur in de skiti* van Agίa Anna (Heilige Anna, de moeder van de Moeder Gods). Via de kloosters Agíou Pávlou, Agíou Dionisíou en Símonos Pétras liepen we uiteindelijk naar Osíou Grigoríou. Deze tocht, met pittig klimmen en dalen, heeft, zo heb ik gemerkt, een flinke aanslag op onze energievoorraad gepleegd. Na het einde van het lijdensverhaal zoek ik daarom mijn bed op. De viering van deze avond vormt zeker een van de hoogtepunten van mijn, te korte, verblijf op de Agion Oros (Heilige Berg), zoals de Grieken Athos noemen.


I.M. Agíou Pávlou

I.M. Símonos Pétras en arsanás



 
 


I.M. Dionisíou
 Voettocht
Een trektocht te voet biedt direct contact met een bijzondere flora en fauna, met de natuur en met haar geluiden. En dat is nog steeds het geval, zo heb ik gemerkt. Zo hoorden en zagen we vanaf een berghelling aan de zuidkust diep beneden ons in de zee dolfijnen. Mensen kwamen we onderweg echter nauwelijks tegen, in de kloosters daarentegen in grote aantallen. De moderne (Griekse) pelgrim laat zich inmiddels vooral vervoeren per (monniken)taxi of per boot en aloude voetpaden dreigen dicht te groeien of zelfs te verdwijnen. Hoe komt dat zo?


Eeuwenlang is de natuur op de Heilige Berg onaangetast gebleven. De laatste jaren zijn er echter op verschillende plaatsen ingrepen waar te nemen. Bomen worden (in mijn ogen in te groten getale) gekapt. En er worden nieuwe wegen aangelegd of oude verbreed, hetgeen voor het bestrijden van branden zeer nuttig is. Deze ‘modernisering’ heeft evenwel zulke vormen aangenomen dat bijna alle kloosters nu ook per auto/4x4 jeep bereikbaar zijn. Het is nauwelijks te bevatten hoe snel de mobiliteitsverandering heeft plaatsgevonden. Voor de Heilige Berg en zijn bewoners moet het een behoorlijke schok zijn (geweest), hoewel niets zonder hun instemming gebeurt. Die moderne tijd herken je overigens ook aan monniken met een mobiele telefoon.


Tegen Vader Filímon spreek ik mijn bezorgdheid over het verloop van deze ontwikkeling uit, maar wie ben ik om over zo’n verandering te oordelen? Hij geeft dan ook een begrijpelijk, en misschien wel juist, antwoord. Hij meent, dat de nieuwe wegen van de Agion Oros voor een bezoeker, zeker als hij spiritueel ontwikkeld is of komt uit een land dat een nogal hoge sociale standaard kent, een negatief beeld kunnen geven. Maar, zo legt hij uit, Griekenland en de Agion Oros zijn nu begonnen aan een hervorming en hij verwacht dan ook dat de Heilige Berg de komende jaren een waardig gezicht zal krijgen, eentje dat past bij zijn geschiedenis en cultuur.

I.M. Stavronikíta
Vader Filímon had ik terug gezien op de eerste ochtend van ons verblijf op Athos, tijdens ons bezoek aan het prachtig gerestaureerde Stavronikíta. Hij behoort tot een vriendelijke en open gemeenschap. Zo mochten we hier, in tegenstelling tot in Megístis Lávras, waar we zouden overnachten, samen met de monniken eten. Tijdens die maaltijd, die bestond uit fasouláda (bonensoep), brood, water en olijven, las Vader Filímon voor uit de H. Schrift. Na afloop verlieten wij en de andere aanwezigen tussen twee rijen monniken door de trápeza (eetzaal) en ontvingen van hem en Vader abt de zegen. Daarna toonde hij mij vol trots de nieuwste aanwinst: een Pródromosikoon, gemaakt van steentjes uit de omgeving van het klooster. Het bezoek maakte op mij en mijn parea diepe indruk. Het maakte de hele eerste dag al bij voorbaat goed.


Athos, Agion Oros, de Heilige Berg, is een bijzondere streek. Het is niet alleen een paradijselijk landschap of een schat-kamer voor ontelbare schitterende ikonen, oude muurschilderingen en handschriften, en prachtige kerken en kloosters. Het is vooral ook het spirituele centrum van de orthodoxe wereld en een plaats van gebed, waar de christelijke traditie op een levende wijze door de eeuwen heen bewaard is gebleven. Al deze elementen hebben op mij een onweerstaanbare aantrekkingskracht. En waarom? Vanwege mijn belangstelling voor Griekenland of voor de Byzantijnse liturgie en zang? Wie weet. Misschien echter wel vooral omdat ze, voor mijn gevoel, in onze moderne Westeuropese maatschappij als religieuze elementen zijn weggerationaliseerd.

* Een skíti is een kloosterdorp dat behoort tot een klooster. Het bestaat uit een paar huizen waar enige monniken wonen. Elke woning heeft zijn eigen kapel voor de gebruikelijke diensten. Er is een grote kerk voor de gezamenlijke vieringen.

(Eerder gepubliceerd in Eikonikon nr 77, september 2002)

zaterdag 11 september 2010

1 - METAMÓRFOSIS

Het is een drukte van belang bij Panagia, het kerkje gewijd aan de Moeder Gods, op 1500 m hoogte op de Heilige Berg Athos. Tientallen, misschien wel een paar honderd, mannen bereiden zich hier voor op de lastige tocht naar de top van de Athosberg (2033 m). En ik bevind mij onder hen.



Onlangs had ik weer het voorrecht een bezoek te brengen aan de Agion Oros. Het bezoek viel samen met de viering van Metamórfosis (Gedaanteverandering van Christus) op 6/19 augustus. Dit feest wordt op Athos gevierd in de kloosters Koutloumousíou en Pantokrátoros en in het kleine kerkje op de Athostop gewijd aan Μεταμόρφωση του Σωτήρος.   
Op deze ikoon uit 1546, in de stijl van de Kretenzische School, staat de gebeurtenis afgebeeld. Hij is van de hand van mijn favoriete schildermonnik Theofánis de Kretenzer. Bij Lukas 9, 28-36 is het verhaal te lezen: terwijl Hij aan het bidden was, veranderde de aanblik van zijn gezicht en werd zijn kleding stralend wit.
  
De meeste pelgrims willen de nachtelijke viering op de top meemaken en de eersten beginnen daarom tegen het einde van de middag aan de pittige zig-zag klim. Zo'n anderhalf uur heb je voor die laatste vijfhonderd meter wel nodig. Maar de vergezichten en de omgeving lonen zeer de moeite.                                

Het uitzicht vanaf de top is formidabel, maar helaas niet helder.













Ook de monniken van het Megístis Lávrasklooster komen in een grote processie naar boven en bereiken uiteindelijk de top. Vele pelgrims en ezels met bagage volgen hen. Binnen en buiten het kerkje is het dan overvol. Wachtend op het begin van de Agrypnia slaapt men buiten op de rotsen.
Het ijzeren kruis op de top:  NIKA 1897