Woord vooraf

Een blog over de Agion Oros (Athos), de Tuin van de Moeder Gods, het spirituele centrum van het oosters-orthodoxe christendom.
En dus ook over kloosters, pelgrimeren en ikonen. (Tekst in geel bevat een link)
Wilt u op de hoogte blijven van nieuwe blogs? Abonneer u onderaan deze pagina.

zondag 20 maart 2011

15 - ATHOS: BERICHT UIT HET VERLEDEN

In de Haagse krant Het Vaderland, van Oudejaarsdag 1929, trof ik een bericht aan over de weinig hoopvolle toekomst van de Heilige Berg in de jaren twintig en dertig. Gelukkig is die niet bewaarheid. Ik geef het artikel weer in de oorspronkelijke spelling en met de schrijffouten.

DE ONTVOLKTE BERG ATHOS.

De beroemde kloosters op den berg Athos, welke op zijn top de ver in zee zichtbare Christuskapel draagt, zullen wellicht spoedig geen bewoners meer hebben. Het gelijkmatige, stille leven, dat vroeger zoovele mannen aanlokte, schijnt weinig aantrekkingskracht meer te hebben, want sedert den oorlog hebben zich slechts een vijfhonderd personen aangemeld in de monnikenrepubliek, waarvan een vijftig a zestig uit werkelijken vromen aandrang, de overigen om verschillende redenen, welke het hun raadzaam deden lijken zich aan de openbare opmerkzaamheid door de vlucht op den berg Athos te onttrekken.


Zoo komt het, dat het getal monniken op den heiligen berg van jaar op jaar achteruit gaat en dat, terwijl de monnikenrepubliek in 1914 meer dan vijftienduizend mannen telde, er op bet oogenblik nog maar een vier-en-twintighonderd leven. De monnikenrepubliek sterft langzaam uit en de regeering te Athene overweegt reeds maatregelen om zich bijtijds het bezit te verzekeren van de in de kloosterbibliotheken opgestapelde schatten aan boeken en bandschriften en de prachtige kunstschatten, welke een Byzantijnsch museum zouden kunnen vullen.

Het ergst hebben de Russische kloosters en de Russische afdeelingen geleden daar ze heelemaal geen aanvulling meer krijgen. De oude Russische monniken, die vroeger de steunpilaren der monnikenrepubliek waren, klagen bitter over dit verlies aan oude tradities, maar ze moeten toegeven, dat in de omstandigheden waarin op het oogenbliek het Russische volk leeft, van nieuwe bewoners geen sprake kan zijn. In de Russische afdeeling van den H. Andreas bedroeg het aantal monniken vóór den oorlog meer dan vierhonderd, op het oogenblik zijn er nog maar een paar dozijn. Van de in 1914 vol bezette, meer dan 2000 kellia (cellen), die in den berg verspreid liggen en onderdak aan kluizenaars, bieden, worden er op het oogenblik nog geen vijftig gebruikt.

Niet veel beter gaat het den Griekschen kloosters - van de twintig Kloosters van den berg Athos zijn er 17 Grieksch, 1 Servisch, 1 Bulgaarsch en 1 Russisch - en de beide belangrijkste er van, Vatopedi en Megisti Awra die beide duizend cellen voor monniken en novicen hebben, tellen tegenwoordig maar 91 en 82 bewoners.

Maar rijk zijn de koosters nog steeds, onmetelijk rijk, al krijgen ze ook niet meer als vroeger rijke gaven uit alle landen der Grieksch-orthodoxe kerk en al blijven de groote schenkingen van den tsaar en zijn familieleden achterwege. Ook de legaten van rijke Grieksche kooplieden uit den Levant worden steeds schraler en spaarzamer, maar desniettemin behoeven de monniken zich nog lang niet om het financieele welzijn van hun republiek angstig te maken. Alles wat ze noodig hebben is in overvloed aanwezig.

De Grieken hebben heden ten dage zóó weinig lust om zich op den Heiligen Berg (Hagion Oros) terug te trekken, dat de Atheensche regeering al moeilijkheden ondervindt om een geschikten man te vinden, die als vertegenwoordiger van den staat in Karyas, de hoofdplaats van het schiereiland Chalcydice, zich wil vestigen. Hoewel deze betrekking heel goed betaald wordt, heeft zich niemand bereid verklaard daarheen te gaan en een leven als van duizend jaar geleden te lijden.

Bron: Het Vaderland, staat- en letterkundig nieuwsblad, 31 december 1929, p 3.