Woord vooraf

Een blog over de Agion Oros (Athos), de Tuin van de Moeder Gods, het spirituele centrum van het oosters-orthodoxe christendom.
En dus ook over kloosters, pelgrimeren en ikonen. (Tekst in geel bevat een link)
Wilt u op de hoogte blijven van nieuwe blogs? Abonneer u onderaan deze pagina.

vrijdag 3 juni 2011

36 - OVER HET BELANG VAN AGION OROS (ATHOS) 2

Van materialisme genezen
Kyriacos C. Markides

Toen ik in de begin jaren zestig in Amerika aankwam voor mijn hogere studies, bracht ik een naïef christelijk geloof mee. Het was een geloof in de christelijke godsdienst, de kerk en de God van mijn voorouders. Het was een als vanzelfsprekend aangenomen geloof, gebaseerd op een opvoeding binnen een geïsoleerd en homogeen gebied van de oosterse-orthodoxie, de overheersende godsdienst op Cyprus. In het kosmopolitische en multiculturele Amerika, waar godsdienst meer een kwestie van keuze is dan van voorbestemming, viel die simpele geruststellende geloofszekerheid aan diggelen.

Tot agnost geseculariseerd

Na tien jaren studie in de sociale antropologie was ik van gelovige veranderd in agnost. Ik was, evenals de meeste van mijn medestudenten, tot de conclusie gekomen dat godsdienst tenslotte een schepping was van de maatschappij.

Ik beschouwde het als vanzelfsprekend



Ik beschouwde het als vanzelfsprekend, dat de maatschappij de goden voortbracht, en niet andersom. De maatschappij schiep haar goden die ze voor haar eigen voortbestaan nodig had. Op zijn slechtst conserveerde de godsdienst de onrechtmatige klassenverschillen door de blik van de mensen van de werkelijkheid van verdrukking en onrecht af te wenden, en te richten op de gefantaseerde redding in een op luchtkastelen gebouwd hiernamaals. Op zijn best hielp het de mensen opgewassen te zijn tegen hun persoonlijke moeilijkheden, een bruikbaar collectief waanidee ter handhaving van sociale stabiliteit en orde. Wanneer dan ook gelovigen van allerlei godsdiensten neerknielen om eer te bewijzen aan hun goden, dan vereren zij in werkelijkheid onbewust hun samenleving. Het was een sterk onweerlegbaar inzicht, afkomstig uit de pen van de machtigste intellectuelen van de moderne sociale wijsbegeerte en sociologie.

Tegen de tijd dat ik mijn studies afrondde, had ik mij zonder het goed te beseffen deze toonaangevende wereldvisie binnen de moderne academische cultuur eigen gemaakt: godsdienst, in het bijzonder de traditionele godsdienst, die gelooft in een persoonlijke God, was iets van het verleden, een overblijfsel van de middeleeuwen en gedoemd om uiteindelijk in vergetelheid te raken.

Ik was geen overgelukkig agnost. In feite was het voor mij buitengewoon pijnlijk om als een van de eerste consequenties van de nihilistische theologie van de dood-van-God te moeten overwegen: ‘Als God niet bestaat dan mag alles’. Maar het intellectuele universum waarin ik mij bevond, bood mij praktisch geen alternatief. Een zichzelf respecterend geleerde kon niets aanvangen met onbewijsbare begrippen over het hiernamaals, geestelijke wezens, engelen en boze geesten en dat soort zaken. Dat waren dingen van ongeletterde mensen en van lieve en simpele tantes, die ik achter mij had gelaten op Cyprus. Voor een geletterd man van de wereld, voor een socioloog, was de enige werkelijke wereld die van de harde feiten, die van het concrete fysische universum, en die van het gewone bewustzijn. Alle veronderstellingen aangaande het hiernamaals waren fantasieën, waanideeën of gewoon ‘geloof’.

Alles wat ik overhield van het geloof van mijn jeugd was uitsluitend van culturele aard. Het was het restant van mijn esthetische waardering van de gezangen en liturgische diensten, in mijn geest vastgelegd sedert mijn kinderjaren. Godsdienst werd voor mij enkel iets dat iemands persoonlijke identiteit aangaf. Ik bleef over mijzelf denken als een Grieks-orthodox, maar dan een vrijzinnige Grieks-orthodox, in dezelfde zin als een niet-praktiserende jood een jood en een niet-praktiserende Arabier een Arabier bleef. Daardoor zou een relatie met christelijke monniken en kluizenaars (1) - het onderwerp van dit boek - gedurende mijn agnostische levensfase volstrekt onmogelijk zijn geweest. Mijn geest stond niet open voor de mogelijkheid dat er buiten de parameters van de rationele academische cultuur wijsheid en waarden zouden bestaan. Op zijn best was ik gedurende mijn agnostische tijd geneigd om zulke mensen te zien als levende museumstukken uit een lang voorbije wereld. Op z'n slechtst zou ik de levenswijze van monniken en kluizenaars in psychopathologische termen hebben verklaard als een vorm van vlucht die geen enkel belang had voor de postmoderne tijd. Daarmee had het hele fenomeen van het monnikendom afgedaan. Dat er oudvaders waren die, juist op grond van hun stille kluizenaarsbestaan van harde persoonlijke strijd en geestelijke oefening, bezitters waren van authentieke geestelijke wijsheid, was voor mij in die tijd een volstrekt ontoegankelijk idee. 

Ontmaskering van het materialistisch bijgeloof

Maar de Voorzienigheid gaat langs mysterieuze wegen te werk. In 1972 kwam ik op de universiteit van Main terecht om mijn loopbaan te beginnen als assistent-professor sociale antropologie. Dit was het begin van mijn bevrijding uit het wetenschappelijk materialisme en agnosticisme. Mijn 'bevrijding' begon onder invloed van een collega, die mij confronteerde met de wereld van het Oosten en de traditie van de Indische yogi's. Behalve de controversiële boeken van Carlos Castaneda en de geschriften van Alan Watts, Helena Blavatsky, Rudolf Steiner, en Georges Gurdjieff, maakten ook de werken van de Indische wijzen als Paramahansa Yogananda en Jiddu Krishnamurti een aantal jaren deel uit van mijn gewone geestelijk menu. Dezelfde collega introduceerde mij in de transcendente meditatie (TM), door de yogi Maharishi Mahesh naar Amerika geïmporteerd tijdens de turbulente jaren zestig. Gedurende ruim zeven jaar praktiseerde ik braaf TM op zoek naar 'kosmisch bewustzijn' en diepe ontspanning.

Het mediteren, het lezen van boeken over oosterse religies en van wetenschappelijk werk als dat van Fritjof Capra en anderen op het raakvlak van moderne wetenschap en mystiek leidde er geleidelijk toe dat ik stilletjes wegkwam uit mijn staat van ongeloof. Het werd mij steeds duidelijker dat de seculaire vooronderstellingen aangaande de werkelijkheid, die tijdens mijn universitaire opleiding toonaangevend waren, in feite een grote illusie waren, een materialistisch bijgeloof dat de westerse ideeën de laatste driehonderd jaar had doen vastlopen en gevangen hield. Het was een destructief bijgeloof dat gevoelige westerse intellectuelen bij drommen tot existentiële wanhoop bracht, en in sommige gevallen tot suïcide en krankzinnigheid. De bewustwording van dit blabla van het weten-schappelijk materialisme had een enorm bevrijdend effect voor mij.

Een beslissende episode in mijn leven, die mij bevrijdde van het laatste wat mij bond aan het agnosticisme, was mijn ontmoeting met een indrukwekkend genezer en mysticus, die bekend staat als 'Daskalos'. Hij was een 66 jaar oude helderziende en leraar in esoterie, die ik in 1979 ontmoette gedurende een reis naar Cyprus om er veldwerk te doen. Mijn academische wereldvisie werd zo uitge-daagd door deze flamboyante westerse ‘sjamaan’, dat ik een sociologisch project waar ik aan werkte tijdelijk opzijzette om studie te maken van hem en de kringen van zijn volgelingen. De volgende tien jaar deed ik veldonderzoek en schreef ik over de buitengewone wereld van deze genezers. (2) Het was een wereld van wonderen, uittredingen-uit-het-lichaam, psychische verschijnselen van allerlei soort, duivel uitdrijvingen, en bizarre genezingskunsten, die ik niet zou kunnen verklaren aan de hand van de conventionele logica. Hoe kon ik verstandelijk de genezing verklaren van een verlamde vrouw, die door specialisten van zowel Cyprus als Israëel ongeneeslijk was verklaard? De genezing vond plaats voor mijn eigen ogen en werd tot stand gebracht door Daskalos, die alleen maar gedurende een half uur haar rug streek.

Nieuwe röntgenfoto's, genomen onmiddellijk na de behandeling, toonden een volmaakt normale ruggengraat, terwijl daarmee vergeleken de foto's van een week eerder een ontwrichte en beschadigde ruggengraat toonden. Of, een ander geval, hoe kon ik verklaren dat deze genezer nauwkeurig de medische diagnose stelde van de toestand van een vrouw die in New York woonde door enkel met gesloten ogen haar foto aan te raken, terwijl haar dokters niet in staat waren vast te stellen wat zij mankeerde? Dergelijke dingen waren routineaangelegenheden gedurende de tien jaar dat ik veldonderzoek deed onder deze psychische genezers en mystici.

Toen ontdekte ik dat onderzoekers in andere delen van de wereld verslag deden van soortgelijke ervaringen en waarnemingen. Ontmoetingen met antropologen als Michael Harner van de Nieuwe school van sociologisch onderzoek, die sjamanen bestudeerde en soortgelijke verschijnselen bevestigde, versterkten mijn vermoeden dat mijn eigen waarnemingen geen persoonlijke waanideeën waren.

Werelden buiten de vijf zintuigen en het rationele bewustzijn

Op basis van mijn onderzoek met Daskalos en zijn toentertijd naaste medewerker Kostas, kwam ik tot de conclusie dat menselijke wezens over sluimerende bekwaamheden beschikken die buiten de vijf zintuigen liggen en dat de geest niet begrensd is binnen de hersenen. En bovendien was ik gaan begrijpen dat er ook bewustzijnsniveaus bestaan buiten het rationele bewustzijn. Ik besefte dat er transrationele bewustzijnsniveaus bestaan waar mystici van alle tradities de hele geschiedenis door over hebben gesproken. En ook dat wat wij dood noemen niets anders is dan een ander begin, een overgang naar een ander niveau van leven en bestaan.

De mystici van Cyprus gaven onderricht in een goed geïntegreerd christocentrisch systeem van mystieke filosofie dat appelleerde aan mijn rationalistische aanleg en training maar dat mijn geest ook opende voor de mogelijkheid van andere werelden, ver voorbij de wereld van de grove materie en het gewone rationele bewustzijn. Het deed deugd zulk een spirituele kosmologie binnen mijn eigen culturele traditie te ontdekken. 

De belangstelling die mijn eigen boeken wekten voor de mystici van Cyprus, boden aanvullende steun voor mijn nieuw verstaan van de werkelijkheid. Sinds de trilogie (3) van mijn tien jaar durend avon-tuur uit is, hebben talloze individuele mensen over de hele wereld contact met mij gezocht om in vertrouwen mee te delen dat ook zij leefden in de buitengewone wereld van de Cypriotische genezers en mystici, zoals beschreven in mijn boeken. Op deze manier realiseerde ik mij geleidelijk dat grote aantallen mensen, zowel in de Verenigde staten als elders, een dubbel leven leiden. Zij leven hun gewone daagse leven, terwijl zij mystieke ervaringen ondergaan die zij niet durven openbaren uit vrees te worden geëtiketteerd als geestesziek. Zulke mensen, zo haast ik me eraan toe te voegen, worden gevonden in alle lagen van de samenleving, ook in de academische wereld, zoals gedragspsychologen, sociologen, natuurkundigen, en biologen. Ik ontdekte tot mijn verbazing dat er een paracultuur bestond die geleerden, vanwege hun diep ingeslepen materialistische vooroordelen, niet hebben opgemerkt.

De mystici van Cyprus hebben mij mijn agnosticisme en mijn wetenschappelijk materialisme helpen overwinnen, maar ze speelden nauwelijks enige rol om mijn negatieve houding jegens de kerkelijke godsdienst te doorbreken. Integendeel, ik beschouwde het als vanzelfsprekend dat authentieke spiritualiteit alleen kon opbloeien buiten de begrenzingen van de gevestigde godsdienst. Ik beschouwde het als vanzelfsprekend dat kerkelijke godsdienst onvermijdelijk godsdienstige corruptie meebracht. In de godsdienstgeschiedenis kon ik volop stof vinden die aan zo'n mening voedsel gaf.

Zoals de meeste westerse academici associeerde ik de vertegenwoordigers van de geïnstitutionaliseerde godsdienst, zoal niet met bekrompenheid, intolerantie en corruptie, dan toch met alles wat irrelevant is. Voordat ik kort geleden een paar buitengewone christelijke monniken en kluizenaars ontmoette, had ik in levenden lijve nooit kennis gemaakt met clerici die me geestelijk of intellectueel hadden geïnspireerd. In mijn ogen leek de geestelijke hiërarchie, op een paar uitzonderingen na, intellectueel geen enkele relevante inbreng te hebben. De kerkelijke godsdienst had, dacht ik, vandaag weinig te bieden aan de rusteloze maar serieuze zoekers naar kennis van de ziel. In die tijd kon ik een vooraanstaand bijbelgeleerde die klaagde dat de ‘christenheid in het Westen bloedarm is en op sterven na dood’ alleen maar bijvallen.

Toen ik mij eenmaal bevrijd had uit de boeien van het agnosticisme en het wetenschappelijk materialisme, wilde ik me serieus gaan toeleggen op het contemplatieve leven om te komen tot innerlijke omvorming en persoonlijke ervaring. Ik veronderstelde dat ik daar dan methodes voor moest zien te vinden zoals gepraktiseerd door de mystiek begaafde leken die ik had bestudeerd of door yogi's uit India, bij voorkeur onder leiding van een meester. Meer romantisch uitgedrukt: moest ik niet een reis naar het verre Oosten ondernemen en gaan zitten aan de voeten van 'verlichte goeroes', die hun wijsheid schenken vanaf de bergtoppen van hun Himalaya?

Mystieke ervaring binnen kerkelijk christendom?

Dat ik innerlijk anders kwam te staan tegenover kerkelijke godsdienst kwam door toedoen van een uitnodiging om mee op pelgrimstocht te gaan. Een vriend van me, een zakenman uit Cyprus, die zich interesseerde voor christelijke spiritualiteit, vroeg mij om in de lente van 1991 met hem mee op reis te gaan naar de berg Athos. Daar op die heilige Berg, een ontoegankelijk schiereiland in Noord-Griekenland van ongeveer 30 mijlen lang bij 10 mijlen breedte, zouden we ‘levende heiligen ontmoeten die de liefde van Christus uitstralen’. Hun gebeden, verzekerde hij, veroorzaken wonderen en hun aura's zijn als schijnende zonnen. Geïntrigeerd nam ik zijn uitnodiging aan, en mijn leven en werk veranderden opnieuw vanaf het moment dat ik vader Maximos ontmoette. Gedurende de komende jaren werd deze buitengewone en charismatische monnik mijn mentor, leraar en sleutelfiguur, die mij over de christelijke spiritualiteit onderrichtte zoals die was blijven bestaan op de ‘Berg van de stilte’.

Na het agnosticisme, na de transcendente meditatie, en na de filosofische doorbraken van mijn langdurige relatie met de lekenmystici en genezers van Cyprus, was ik klaar voor een avontuur met de mystieke ervaringstraditie van het kerkelijk christendom, die was blijven leven in een paar oude kloosters, en die in het Westen en voor de hoofdstroom van de christenheid vrijwel onbekend was gebleven. Daar op de berg Athos, sinds de negende eeuw als een toevluchtsoord voorbehouden aan kluizenaars en monniken, kwam ik in contact met een andere christenheid. Zoals mijn vriend mij had beloofd en door bemiddeling van mijn leidsman vader Maximos, was ik in staat kluizenaars te ontmoeten die beschouwd worden als heiligen, die leefden op afgelegen plekken van het schiereiland, onbekend en ongenaakbaar voor de toevallige bezoeker. Zij leken mij inderdaad op christelijke yogi’s, het soort dat westerlingen in de ashrams van India zoeken. Ik realiseerde mij dat de spiritualiteit die ik op de berg Athos ontmoette met heel zijn duizendjarige historie alle waarmerken had, en misschien nog meer, dan wat men zocht in de Vedas en Upanishads van India. ‘De berg Athos', zei ik tegen mijn reisgezel toen we van dat eerste bezoek van het eiland wegvoeren, 'is als een christelijk equivalent van Tibet.’

Met ingang van mijn boek Riding with the Lion (4) begon ik mijn onderzoeksveld te verbreden. Na de formidabele wereld van Daskalos en Kostas begon ik nu de mystieke kerkelijke traditie van het christendom te verkennen. Tot mijn verbazing ontdekte ik dat de spirituele praktijken en psycho-technologieën die we in India en Tibet zoeken, ook present zijn in het hartje van de christelijke traditie, zoals die sinds de vroege eeuwen van onze jaartelling bewaard wordt in de aan de rotsen hangende kloosters en kluizen op de berg Athos. Toch zijn kerken van allerlei denominaties en theologen uit het Westen zich nauwelijks bewust van de mystieke wijsheid die nog steeds bloeit in sommige van deze monastieke communiteiten.

Toen ik bij mijn terugkeer in Amerika op de universiteit tegenover mijn vrienden en collega's te kennen gaf dat ik van plan was de handel en wandel van de christelijke monniken en kluizenaars in mijn onderzoek te betrekken, realiseerde ik me dat ik me nader moest verklaren. Monniken en kluizenaars hebben een dubieuze reputatie in de westerse cultuur, zowel in de academische wereld als onder het grote publiek. In onze post-Freudiaanse en op genot gerichte tijd staat de levensstijl van kluizenaars haaks op de moderne mentaliteit. Deze levensstijl wordt vaak gelijkgesteld met lichamelijke versterving, seksuele onderdrukking, zelfs sadomasochisme, om niet te spreken van misogynie en de onheilige Inquisitie. Het is een zware culturele bagage. Gek genoeg is er niet zo'n vooroordeel aangaande de monniken uit het Oosten die de kusten van Amerika aandoen. 

Toen ik onlangs op een conferentie in Montreal sprak over mijn ervaringen op de berg Athos, vroeg een afro-amerikaanse schrijfster, Luisa Teish, mij of de monniken enige reiniging hadden verricht rond hun kluizen met het oog op de miljoenen vrouwen die er als heksen waren verbrand. Dr. John Rossner, een anglicaans bisschop en professor in vergelijkende godsdienstwetenschap, maakte een antwoord van mij overbodig door voor mij in de bres te springen. Hij verklaarde voor het gehoor dat er in de Oosterse christenheid helemaal geen Inquisitie is geweest. Dr. Teish was verbluft en blij dit te horen. ‘De monniken van de Athos verantwoordelijk stellen voor de Inquisitie’, voegde ik eraan toe, ‘is even absurd als de Dalai Lama en andere boeddhistische en hindoeïstische monniken de schuld geven van de gruwelijke episodes van de westerse geschiedenis.’ 

De Athostraditie waarmee ik in contact was gekomen, vulde een kloof in mijn zoektocht. Wat zo ontwapenend was voor een pelgrim, was niet alleen het rijke gevoel van de agape, de onbaatzuchtige altruïstische liefde die de Heilige berg zo volledig doordringt, maar ook de kracht van zijn artistieke uitdrukking, die de bezoeker op een diep niveau, in zijn hart namelijk, raakt. De zang van geestelijke poëzie in Byzantijns-Grieks gedurende de lange gebedsdiensten was een gestaag emotioneel hoogtepunt dat me de kracht van kunst en muziek deed beseffen in het menselijke avontuur om God te vinden. Die zang was een vorm van mediterend bidden, die mij in het diepst van mijn gemoed trof met vrede en rust, die ik in geen enkele andere vorm van meditatie had gevoeld. 

De berg Athos was evenwel niet enkel een emotioneel en spiritueel hoogtepunt. Het was ook een intellectuele uitdaging. De prikkelende belangstelling van vrienden daagde mij uit tot helderheid te komen inzake vragen die mij de komende maanden en jaren bezig zouden houden. Wat zijn de diepste eigenschappen van de spiritualiteit van Athos, zoals die tot ontwikkeling was gekomen in de oude kloosters en kluizen en daar eeuwenlang was bewaard? Waarom hebben de westerse geleerden in feite deze ervaringsvorm van mystiek christendom ontkend toen grote aantallen westerlingen hun starende blik richtten op hindoeïsme en boeddhisme? Wat heeft de berg Athos vandaag de westerse wereld te bieden wat niet voorhanden is binnen de hoofdstroming van de kerken?

Drie toegangswegen tot de werkelijkheid

Mijn bedoeling was op zeker moment terug te keren naar het verafgelegen Athos om met behulp van vader Maximos antwoorden te vinden op deze vragen. Intussen las ik het nodige en praatte ik veel met mijn naasten en met collega's. Tijdens deze gesprekken op de campus van de universiteit begon ik helder te zien wat de berg Athos, de monastieke republiek van zowat 2000 monniken en kluizenaars, zou kunnen betekenen voor de hedendaagse samenleving.

Op een van die wandelingen, terwijl de zon achter de bossen verdween, ontvouwde ik tegenover mijn gespreksgenoot enkele van mijn theoretische gedachten en overpeinzingen over wat ik beschouwde als de mogelijke betekenis die de berg Athos voor de moderne wereld heeft. Pitirim Sorokin, de vroegere socioloog van Havard, en Ken Wilber, een van de moderne transpersonle denkers, zeggen dat we de werkelijkheid op drie manieren kunnen kennen: door het 'oog van onze zintuigen (empirische wetenschappen), door het 'oog van de rede' (filosofie, logica, mathematica), en door het ‘oog van de contemplatie’ (de stelselmatige en trouwe spirituele oefening om de intuïtieve en spirituele faculteiten van het zelf vrij te maken). Dit zijn drie verschillende en aparte benaderingen van de werkelijkheid met ieder zijn eigen geldige en onderscheiden domeinen, wetmatigheden, en karakteristieken, die niet kunnen worden herleid tot een van de andere. Het zijn wijzen van kennen sui generis, werkelijkheden in zichzelf. Een ‘integrale’ benadering van de Waarheid, zoals Pitirim Sorokin altijd benadrukte, vooronderstelt erkenning en cultivering van alle drie de ‘ogen’ op basis van gelijkwaardigheid.

Wat nu in de geschiedenis van het Westen had plaatsgevonden, was dat een benadering vaak de andere twee domeinen was gaan overheersen, zich daar had opgedrongen en de ander had verdrongen. Toen het Westen zich zodanig ontwikkelde dat ‘het oog van de contemplatie’ werd verdreven als gewettigde weg om tot kennis te komen, werden degenen die zich daar met heel hun leven op toelegden, gemarginaliseerd of zelfs belasterd, soms zelfs vervolgd. Alle kennis werd zodoende gereduceerd tot het ‘oog van de zintuigen’. In de oosterse beschavingen evenwel, zoals in die van Tibet, bleef het 'oog van de contemplatie' in ere en werd het door ontgoochelde dichters en schrijvers sedert de negentiende eeuw herontdekt alsook door hedendaagse aanhangers van ‘new age’ op zoek naar authentieke spiritualiteit.

Op haar stille manier heeft ook de berg Athos ‘het contemplatieve oog’ bewaard, terwijl het overal elders binnen de westerse beschaving werd verdrongen. Dit leidt tot de conclusie dat het klassieke Griekenland aan de wereld voornamelijk een methode heeft geboden om het ‘oog van de geest’ (de filosofie, logica, rationaliteit) te cultiveren en tot ontwikkeling te brengen. Op soortgelijke wijze heeft West-Europa vooral bijgedragen om het ‘oog van de zintuigen’ (de empirische wetenschappen) tot ontwikkeling te brengen. Zo is op zijn beurt de berg Athos als een cultureel reservaat van het gevallen Oost-Romeinse rijk, bekend als Byzan-tium, nog steeds een bijdrage blijven leveren om het 'oog van de beschouwing' te ontwikkelen en de spirituele traditie van de westerse beschaving te herstellen. De Athos zou kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een 'integrale' benadering van de Waarheid.

Terwijl ik over deze ideeën discussieerde, kwam ik tot het besef dat de berg Athos het antwoord zou kunnen hebben op de vraag 'waarom het christendom zoals wij dat in het Westen hebben leren kennen, zo bloedarm is en op sterven na dood'. Bijgevolg kan de berg Athos in staat zijn om de christenheid wat nieuw leven in te blazen met een vitaliteit die het zo schreeuwend hard nodig heeft.

1. The Mountain of Silence. A Search for Orthodox Spirituality. New York 2002
2. The Magus of Strovolos. The Extraordinary World of a Spiritual Healer, New York 1985
    Homage to the Sun. The Wisdom of the Magus of Strovolos, New York 1987
    Fire in the Heart. Healers, Sages, and Mystics New York 1991
3. Zie noot 2
4. Riding with the Lion. In Search of Mystical Christianity, New York 1996


Bron: Noeme Willem Visser
Meer literatuur: zie hier


Eerdere artikelen: Eugene Ionesco en de Γέροντα (Ouderling) op de berg Athos