Woord vooraf

Een blog over de Agion Oros (Athos), de Tuin van de Moeder Gods, het spirituele centrum van het oosters-orthodoxe christendom.
En dus ook over kloosters, pelgrimeren en ikonen. (Tekst in geel bevat een link)
Wilt u op de hoogte blijven van nieuwe blogs? Abonneer u onderaan deze pagina.

dinsdag 22 december 2015

534 - REACTIE OP MIJN 'OVERPEINZINGEN OVER ATHOS BEZOEK(ERS)', DEEL 2/2

Toen ergens in de jaren 1970 technici van het platenlabel Archiv naar het Dochiaríouklooster togen om daar opnamen te maken van de paasliturgie, kregen ze daarvoor toestemming mits zij zich tijdig met hun bandrecorder verdekt in de kerk zouden opstellen en in géén geval de liturgie zouden hinderen. Dat de monniken van Vatopedíou heden ten dage zelf zorgen voor perfecte opnamen van studio-kwaliteit is een ander verhaal, maar lijkt mij nog steeds niet in strijd met de essentie van Athos.

Want wat zijn de eigenschappen van een omgeving waarin deze essentie kan gedijden? Hierbij zijn twee woorden van belang: stilte en traagheid. Stilte spreekt voor zich (of liever gezegd houdt zijn mond): alleen in de stilte kan men Gods stem horen en zich op God concentreren en het gebed beoefenen. Wat traagheid betreft, men gaat op Agion Oros niet uit van de utiliteitsgedachte. Iets hoeft niet per definitie snel en efficiënt te gebeuren. Ook dat leidt of van de concentratie op God en het beoefenen van het gebed. Dus werd het onzalige plan om de kloosters, net als in Meteora, via asfaltwegen met elkaar te verbinden, van tafel geveegd.

Het zich niet af laten leiden door het andere geslacht is een berucht en sensationeel item, maar spreekt verder voor zich.

Met de stilte op Athos valt het nog wel mee: de "Bijbelse horden", om uit een Duits artikel te citeren, die bijna dagelijks Athos overspoelen, waaieren al snel uit over de naar verhouding grote oppervlakte van het schiereiland. Alleen waar pelgrims zich concentreren, zoals in Kariés of in de grote kloosters, kan er sprake zijn van geluidsoverlast.

Het vóórkomen van traagheid is discutabel. Dat betreft niet zozeer de infrastructuur op Athos, die terecht bewust slecht gehouden wordt - terwijl de oude monopátia gerestaureerd worden - maar de reis erheen. De ideale wijze is nog steeds de "slow boat" die er twee uur over doet om van Ouranoúpoli naar Dáfni te varen. Deze tijd is hard nodig om 'de wereld' van zich af te laten glijden en de 'spirituele wereld' bezit van zich te laten nemen. Maar inmiddels zijn er twee firma's in Ouranoúpoli die snelle tochten per speedboat aanbieden - of desnoods per watertaxi - waar gretig gebruik van wordt gemaakt. Als je vervolgens na een half uurtje uitstapt in Dáfni, zou een indiaan in zo'n geval zeggen: "mijn lichaam is nu hier, maar mijn geest is nog in Ouranoúpoli".

De taxibusjes op Athos zelf liggen in het verlengde van de speedboat. Geen urenlange wandelingen meer of pijnlijk zitvlees van een muilezel, maar snel en efficiënt ter plaatse.

Zowel een snelle tocht naar Agion Oros als een snelle verplaatsing op het schiereiland zelf, gaan in feite in tegen de essentie van Athos, maar neem het de doorsnee pelgrim eens kwalijk. Hij heeft maar vier dagen (inclusief de heen- en terugreis) om zich op de Heilige Berg te bevinden en die wil hij zo efficiënt mogelijk gebruiken. En op diamonitíria wordt steeds strenger gecontroleerd, dus sjoemelen zonder formele verlenging is er niet meer bij (in de jaren 1990 heb ik ooit bijna twee weken op Athos rondgedoold met een diamonitirion voor vier dagen, nota bene nog voorzien van het stempel "protestant", zonder dat een monnik c.q. gastenbroeder mij ook maar iets in de weg legde).

Ook hier kan niet zomaar een eenduidig antwoord worden gegeven. Je zou het nog het beste kunnen omschrijven met de ambtelijke formule: "traagheid heeft de voorkeur, tenzij". Het coûte que coûte willen vasthouden aan traagheid wordt anders tot valse romantiek.

Dat de moderne tijd op Agion Oros merkbaar is, is niet per definitie slecht. Het gaat er simpel alleen om: tot op welke hoogte. Het is logisch dat er behalve monopátia ook onverharde autowegen zijn, waar brandweerauto's zich over kunnen verplaatsen zodat er niet weer eens een klooster afbrandt. Het is niet slecht dat er auto's vol boomstammen over deze wegen rijden - op Athos wordt overigens op een zeer verantwoorde wijze bosbouw gepleegd - en dat er monniken zijn die (bijzonder goede) wijn produceren en die via Internet te koop aanbieden, zoals het trappistenbier van Koninghoeve ook via het net beschikbaar is. Ook monniken hebben een sterfelijk lichaam en dus moet de schoorsteen roken willen de monniken niet voortijdig hun theosis voltooien en willen de kloosters niet wegens gebrek aan onderhoud instorten. Het is niet per definitie slecht dat er een app voor smartphones beschikbaar is die Athos-pelgrims ten dienste is. Het is niet per definitie slecht dat de meeste kloosters eigen websites en Facebookpagina's hebben, ook al legt dit een grote verantwoordelijkheid bij de monniken zelf (het Internet is groot en verleidelijk), maar die verantwoordelijkheid is van alle tijden. Dit alles doet per definitie niets af aan de essentie van Agion Oros.

Zijn er dan helemaal geen nadelen verbonden aan de modernisering van Athos? O, jawel.

En die schuilt nu net in die popularisering van Athos. Die trekt simpelweg de verkeerde mensen aan. Niet dat de Athos-pelgrims altijd zo zuiver op de graat geweest zijn. Het was altijd al het ideale uitje voor mannen-broeders: het is goedkoop, moeder de vrouw kan er moeilijk iets op tegen hebben aangezien er geen vrouwen worden toegelaten, en het heeft iets religieus. Maar nu Athos veel meer bekendheid geniet is het bovendien goed voor je status om er geweest te zijn. Het dreigt een soort Euro Disney te worden: je moet er een keer geweest zijn. Dus klooien we er wat rond, krassen we onze initialen in historische stenen en zetten we na afloop onze belevenissen trots op Facebook en You Tube. Om vervolgens nog meer mensen op een goed idee te brengen. De eerste filmpjes, gemaakt met drones, zijn al op You Tube gesignaleerd. En het inconsequente is dat ik daar dankbaar gebruik van maak.

Hiernaast komen er mensen naar Agion Oros met vage spirituele interessen, de volgelingen van met name de 'Happinez-spiritualiteit'. Ze zien Athos als een soort paradijs voor het beoefenen van mindfullness (of zoals Koert ter Velde het noemt: mindfoolness) en aanverwante filosofieën. Toegegeven, je kunt het slechter treffen en veel monniken zullen graag de dialoog met deze mensen aangaan, maar laat één ding duidelijk wezen: Agion Oros is het centrum van het Oosters-Orthodox monasticisme en niets anders.

De gevolgen moge duidelijk zijn: er komen massa's mensen naar Agio Oros die er in feite niets te zoeken hebben. Ze misbruiken in feite niet alleen de gastvrijheid van de monniken en leggen een zware financiële en logistieke druk op de kloosters, ze verstoren tevens de spirituele atmosfeer en vormen daardoor een bedreiging voor de essentie van Athos.

Tenslotte wil ik daar een nogal onwetenschappelijk maar fascinerend element aan toe voegen. Het menselijk bewustzijn en de spirituele atmosfeer van de aarde verschillen naar tijd en plaats. Een sprekend voorbeeld daarvan is de bekende term 'droomtijd' die de Aboriginals huldigen. De boeddhistische Tibetaanse lama's, die vanuit Tibet naar de VS vluchtten, klagen erover dat in het materialistische westen hun spirituele krachten afnemen of zelfs verdwijnen. De 'heilige mannen' uit India is het in principe verboden India te verlaten, aangezien India een heilig land is waar zij in nauw contact met de godheden staan. Kortom: hoe materialistischer en wereldser de maatschappij en hun bewoners is, hoe compacter de muur is die het Goddelijke van het wereldlijke scheidt. En dat kan voor een 'thin place' als Agion Oros behoorlijk destructief zijn.

De conclusies van dit hele verhaal zijn duidelijk: 1. Beperk de pelgrims naar kwantiteit en kwaliteit (hoe dat te realiseren is een verhaal apart). 2. Laat de verworvenheden van de moderne tijd alleen toe voor zover deze de essentie van de Heilige Berg niet aantasten en voor zover zij praktisch gezien nuttig zo niet noodzakelijk zijn.

Hans Overduin, 21 december 2015