Woord vooraf

Een blog over de Agion Oros (Athos), de Tuin van de Moeder Gods, het spirituele centrum van het oosters-orthodoxe christendom.
En dus ook over kloosters, pelgrimeren en ikonen. (Tekst in geel bevat een link)
Wilt u op de hoogte blijven van nieuwe blogs? Abonneer u onderaan deze pagina.

zondag 19 september 2010

2 - BEZOEK AAN DE HEILIGE BERG ATHOS: EEN IMPRESSIE

I.M. Osíou Grigoríou
Het is donker buiten als ik het gastenverblijf van het klooster Osíou Grigoríou (van de Zalige Grigorios) verlaat. Stil ook. Zoals het hoort, in een oord van tijdloze rust en stilte. Alleen de zee is te horen. Hoog boven mij flonkeren ontelbare sterren die in onze verlichte westerse wereld niet meer te zien zijn. Een paar medegasten en monniken lopen dezelfde weg. Het is de Grote Week (de Goede of Stille Week) in de Orthodoxe Kerk. En we zijn op weg naar het katholikon voor de viering van Grote Donderdag.


Het is inmiddels mijn vierde en laatste avond op Athos tijdens de Grote Vastentijd, een tijd die voor de monniken gekenmerkt wordt door een extra sober leven en veel diensten. Ze eten slechts één keer per dag en op Grote Vrijdag in het geheel niet. Als ware pelgrims zouden wij - mijn parea (vriendenclub) en ik - ons ook daaraan moeten houden, vind ik. En we doen ons best, maar af en toe hebben we wat extra brandstof nodig. De monniken verblijven immers voortdurend in hun klooster en gedragen zich rustig, terwijl wij dagelijks verder moeten, met onze bagage op de rug. Maar ‘s avonds en in de kerk is er ook voor ons voldoende tijd om tot rust te komen.


In de kerk is het ook donker. Een enkele kaars zorgt voor een spaarzame verlichting en een bijzondere, mystieke, sfeer. Er is nog bijna niemand aanwezig. Ik begroet de ikonen, waaronder die van de beschermheilige, de Heilige Nikolaas, en ga in een sta/hangstoel langs de muur staan. Daar wacht ik in alle rust op de dingen die komen gaan. Een monnik steekt intussen de gebeds-lichtjes bij de ikonen (opnieuw) aan. Anderen lopen de kerk in en uit zonder dat direct duidelijk is wat ze doen.


Langzaam stroomt de ruimte vol. Links van mij zit een Griek met een gebedenboekje, rechts naast mij neemt een jonge monnik plaats. Zwarte baard, zwart knotje, zwarte kledij en een vriendelijk gezicht. Er zitten meer monniken gewoon tussen de pelgrims, sommigen hebben blijkbaar hun eigen vaste plaats. Dat gemengde geeft een gevoel van verbondenheid, ook al zijn we eigenlijk buitenstaanders. Dat gevoel neemt nog toe, als mijn monnikbuurman mij aanspreekt om mijn en zijn gele waskaars te doven. Blijkbaar val ik niet uit de toon.


Die kaarsen hebben monniken aan de aanwezigen uitgedeeld en men ontsteekt ze tijdens het lezen van een passage van het lijdensverhaal. Telkens wanneer een fragment gelezen is, volgt gezang en moet de kaars uit. Mijn buurmonnik vindt dat voorzichtig uitblazen niet de juiste manier is. Hij drukt de lont van mijn kaars tegen zijn kaars uit en omgekeerd. Later vraagt hij mij om zijn kaars vast te houden, zodat hij zelf de handen vrij heeft om zijn kleding te herschikken.


Ik ‘geniet’ intussen van het gezang van de monniken. Als je deze a capella vorm van zingen eenmaal weet te waarderen, dan vraag je je af waarom bij het Westers christendom muziekinstrumenten zo’n belangrijke rol spelen. Daarnaast draagt ook het veelvuldige gebruik van het wierookvat zijn steentje bij aan het juiste gevoel in een orthodoxe viering en dus ook hier. De viering duurt zo’n vier uur, maar halverwege vindt Vader abt het blijkbaar bedtijd. Samen met een groepje monniken verlaat hij de kerk.


Skíti Agías 'Annis
 Ook ik blijf niet tot het einde. Onze Grote Donderdag is namelijk reeds vroeg begonnen, ‘s morgens om zes uur in de skiti* van Agίa Anna (Heilige Anna, de moeder van de Moeder Gods). Via de kloosters Agíou Pávlou, Agíou Dionisíou en Símonos Pétras liepen we uiteindelijk naar Osíou Grigoríou. Deze tocht, met pittig klimmen en dalen, heeft, zo heb ik gemerkt, een flinke aanslag op onze energievoorraad gepleegd. Na het einde van het lijdensverhaal zoek ik daarom mijn bed op. De viering van deze avond vormt zeker een van de hoogtepunten van mijn, te korte, verblijf op de Agion Oros (Heilige Berg), zoals de Grieken Athos noemen.


I.M. Agíou Pávlou

I.M. Símonos Pétras en arsanás



 
 


I.M. Dionisíou
 Voettocht
Een trektocht te voet biedt direct contact met een bijzondere flora en fauna, met de natuur en met haar geluiden. En dat is nog steeds het geval, zo heb ik gemerkt. Zo hoorden en zagen we vanaf een berghelling aan de zuidkust diep beneden ons in de zee dolfijnen. Mensen kwamen we onderweg echter nauwelijks tegen, in de kloosters daarentegen in grote aantallen. De moderne (Griekse) pelgrim laat zich inmiddels vooral vervoeren per (monniken)taxi of per boot en aloude voetpaden dreigen dicht te groeien of zelfs te verdwijnen. Hoe komt dat zo?


Eeuwenlang is de natuur op de Heilige Berg onaangetast gebleven. De laatste jaren zijn er echter op verschillende plaatsen ingrepen waar te nemen. Bomen worden (in mijn ogen in te groten getale) gekapt. En er worden nieuwe wegen aangelegd of oude verbreed, hetgeen voor het bestrijden van branden zeer nuttig is. Deze ‘modernisering’ heeft evenwel zulke vormen aangenomen dat bijna alle kloosters nu ook per auto/4x4 jeep bereikbaar zijn. Het is nauwelijks te bevatten hoe snel de mobiliteitsverandering heeft plaatsgevonden. Voor de Heilige Berg en zijn bewoners moet het een behoorlijke schok zijn (geweest), hoewel niets zonder hun instemming gebeurt. Die moderne tijd herken je overigens ook aan monniken met een mobiele telefoon.


Tegen Vader Filímon spreek ik mijn bezorgdheid over het verloop van deze ontwikkeling uit, maar wie ben ik om over zo’n verandering te oordelen? Hij geeft dan ook een begrijpelijk, en misschien wel juist, antwoord. Hij meent, dat de nieuwe wegen van de Agion Oros voor een bezoeker, zeker als hij spiritueel ontwikkeld is of komt uit een land dat een nogal hoge sociale standaard kent, een negatief beeld kunnen geven. Maar, zo legt hij uit, Griekenland en de Agion Oros zijn nu begonnen aan een hervorming en hij verwacht dan ook dat de Heilige Berg de komende jaren een waardig gezicht zal krijgen, eentje dat past bij zijn geschiedenis en cultuur.

I.M. Stavronikíta
Vader Filímon had ik terug gezien op de eerste ochtend van ons verblijf op Athos, tijdens ons bezoek aan het prachtig gerestaureerde Stavronikíta. Hij behoort tot een vriendelijke en open gemeenschap. Zo mochten we hier, in tegenstelling tot in Megístis Lávras, waar we zouden overnachten, samen met de monniken eten. Tijdens die maaltijd, die bestond uit fasouláda (bonensoep), brood, water en olijven, las Vader Filímon voor uit de H. Schrift. Na afloop verlieten wij en de andere aanwezigen tussen twee rijen monniken door de trápeza (eetzaal) en ontvingen van hem en Vader abt de zegen. Daarna toonde hij mij vol trots de nieuwste aanwinst: een Pródromosikoon, gemaakt van steentjes uit de omgeving van het klooster. Het bezoek maakte op mij en mijn parea diepe indruk. Het maakte de hele eerste dag al bij voorbaat goed.


Athos, Agion Oros, de Heilige Berg, is een bijzondere streek. Het is niet alleen een paradijselijk landschap of een schat-kamer voor ontelbare schitterende ikonen, oude muurschilderingen en handschriften, en prachtige kerken en kloosters. Het is vooral ook het spirituele centrum van de orthodoxe wereld en een plaats van gebed, waar de christelijke traditie op een levende wijze door de eeuwen heen bewaard is gebleven. Al deze elementen hebben op mij een onweerstaanbare aantrekkingskracht. En waarom? Vanwege mijn belangstelling voor Griekenland of voor de Byzantijnse liturgie en zang? Wie weet. Misschien echter wel vooral omdat ze, voor mijn gevoel, in onze moderne Westeuropese maatschappij als religieuze elementen zijn weggerationaliseerd.

* Een skíti is een kloosterdorp dat behoort tot een klooster. Het bestaat uit een paar huizen waar enige monniken wonen. Elke woning heeft zijn eigen kapel voor de gebruikelijke diensten. Er is een grote kerk voor de gezamenlijke vieringen.

(Eerder gepubliceerd in Eikonikon nr 77, september 2002)