Woord vooraf

Een blog over de Agion Oros (Athos), de Tuin van de Moeder Gods, het spirituele centrum van het oosters-orthodoxe christendom.
En dus ook over kloosters, pelgrimeren en ikonen. (Tekst in geel bevat een link)
Wilt u op de hoogte blijven van nieuwe blogs? Abonneer u onderaan deze pagina.

zondag 19 september 2010

3 - WEERZIEN MET ATHOS EN DE IKOON ÁXION ESTÍN



Het is een mooie zondagochtend in mei, Griekenland. De ferryboot 'Axion Estín maakt zijn dagelijkse vaart langs de westkust van het Athosschiereiland. En tot mijn grote vreugde ben ik een van de passagiers. Ik geniet intens van het fantastische berglandschap waarin met regelmaat een arsanás (kloosterhaventje), een kellí (monnikencel) of een moní (klooster) verschijnt. Drie van de twintig hoofdkloosters van de Heilige Berg (Agion Oros) liggen hier langs de waterkant. Het zijn de Heilige Kloosters Dochiaríou, Panteleïmonos (Rosikó) en Xenofóntos. Andere, zoals het Bulgarenklooster Zográfou, hebben er slechts een arsanás.


Op de pier van dat kloosterhaventje wordt juist een man gedoopt. Dit alles vormt een prachtige intro voor een bezoek aan Athos. Het zijn vooral de omgeving en de alom heersende sfeer die zo indrukwekkend zijn.


Chilandaríoubrand
Drie maanden na de katastrofale brand in het klooster van Chilandaríou zet ik in het havenplaatsje Dafni voet aan wal. Veel nieuwe informatie valt er ter plaatse evenwel niet over de ramp te verkrijgen. Een vriend vertelt dat het complex voor iedereen nog steeds verboden terrein is. En misschien is dat maar goed ook. Het lijkt er nu op dat het vuur zo snel om zich heen kon grijpen, doordat het klooster grootscheeps gerestaureerd werd. Een omgevallen brandende kaars vormde het begin van een enorme vuurzee die zich gemakkelijk over en door de ruimtes kon verplaatsen. Ter bescherming van het interieur en de binnenmuren hadden de arbeiders namelijk een voorlopige dakbedekking van kunststof aangebracht. Deze bleek uiterst brandbaar en een prima geleider. In een oogwenk kon het vuur zich verspreiden, ook vanwege de vele houten voorzieningen (kozijnen, balustrades, trappen, meubilair).


In de hoofdplaats Kariés gaat mijn belangstelling vooral uit naar de Protátonkerk (10e eeuw) en haar klokkentoren, ook al omdat er berichten waren geweest dat de klokkentoren in brand had gestaan. Hoewel mijn Griekse vriend daarvan niet op de hoogte blijkt, is het duidelijk dat er inderdaad een brandje heeft gewoed. Er liggen zwarte verkoolde resten op de grond rondom de toren en het glas in de ramen is gesprongen. De schade is gelukkig beperkt gebleven.


Vermoedelijk hangt ook dit brandje samen met restauratiewerkzaamheden. Die werkzaamheden zijn er bovendien de oorzaak van dat ik de Protátonkerk, de hoofdkerk van Athos, niet kan bezoeken. Tot mijn spijt geen muurschilderingen van Manouel Pansélinos en geen ikonen uit de Kretenzische School.


De ikoon Áxion Estín
Een voordeel biedt de tijdelijke sluiting van het Protáton ook. De beroemdste ikoon van de Heilige Berg Athos, of misschien wel van heel Griekenland, de Moeder Gods Karyótissa, beter bekend als de Áxion Estín (Het is passend...), is nu gemakkelijker te begroeten. Ze is voor de duur van de kerkrestauratie overgebracht naar het kerkje van de Heilige Nikolaas, dat ten oosten van het Protáton staat. Daar is ze een stuk toegankelijker en, niet onbelangrijk, beter te zien dan op haar traditionele plaats.


De eigenlijke plek van de ikoon is achter de ikonostase van het Protáton, in het Heilige der Heiligen, op de marmeren troon van de protos. In het half duister, in het kaarslicht, wordt zij door vele Athospelgrims begroet en vereerd. De ikoon zelf is verborgen onder een zilveren bedekking, op de gezichten van Moeder en Zoon na. Door de eeuwenlange bewieroking en de kaarsenwalm zijn ze echter niet zo duidelijk meer te zien, de kleuren zijn zeer donker geworden. De wonderdoende ikoon Áxion Estín is een Glykofiloúsa-ikoon (de Zoetminnende) van een bijzonder soort. Ze stelt de Moeder Gods voor met het Christuskind op de rechterarm. Jezus op de linkerarm komt meer voor.


Volgens een legende zong de aartsengel Gabriël de strofe: “ Áxion Estín, Het is waarlijk passend U zalig te prijzen, Gij eeuwigzalige en alreine Moeder Gods…” zelf aan een kluizenaar voor. De Moeder Gods glimlachte daarbij instemmend in een stralend licht en wisselde met het Christuskind van plaats. Aan de beide beginwoorden van de hymne heeft de wonderdoende ikoon haar naam te danken. Dat was in de tijd dat er nog geen reguliere kloosters op Athos bestonden.


Een andere legende vertelt hoe bij Konstantinopel een soldaat van de keizer tijdens het ikonoklasme, in het begin van de achtste eeuw, met zijn sabel zo op de ikoon inhakte, dat er bloed in de zee stroomde. Geschokt door dit teken vluchtte de berouwvolle zondaar naar de monniken, naar Athos. Op een dag vond hij de ikoon op het strand. Ze bloedde nog steeds en kleurde de zee rood. Trillend pakte hij haar op en droeg haar snel naar de hoofdkerk in Kariés. Daar stopte het bloeden, als teken dat de Moeder Gods de ikonenschender zijn schuld had vergeven. Dankbaar begonnen de bijeengekomen monniken de hymne Áxion Estín te zingen. Sindsdien zingt men deze Lofzang dagelijks in het Protáton.


Bij heel bijzondere gelegenheden verlaat de Áxion Estín de Heilige Berg. Dan krijgen ook vrouwen de mogelijkheid haar te vereren. Zo werd de ikoon ter gelegenheid van het millenniumfeest van de Heilige Berg, in 1963, naar Athene gebracht. Daar werd zij op majestueuze wijze ontvangen, terwijl alle klokken van de stad luidden. En ook na de aardbeving van 1999 in Athene ontvingen honderdduizenden gelovigen haar met vorstelijke eer.


Wanneer ik na de begroeting van deze bijzondere Moeder Godsikoon mijn pelgrimstocht voortzet, besef ik met voldoening eens te meer dat ik hier (een heel klein) deel mag uit maken van een zeer speciale gemeenschap.

(Eerder gepubliceerd in Eikonikon nr 85, september 2004)