

(Michaíl Anagnóstou, Chios, 1734)
Het is een bijzondere ikoon, omdat zij één van de vier is, die aan de Heilige schilder-apostel Lukas wordt toegeschreven. Het verhaal gaat dat zij de steun en toeverlaat van Johannes was tijdens zijn strijd tegen de ikonoklasten, met name tegen keizer Leo III de Isauriër. Op bevel van die keizer werd de rechterhand van Johannes afgehakt, zodat hij niet meer kon schrijven over de verering van ikonen. Zijn hagiograaf schrijft: Zo werd de hand, die voordien in de strijd tegen de vijanden van de Heer met inkt bevlekt was, gekleurd in eigen bloed.
Johannes bad bij de wonderdoende ikoon van de Moeder Gods, die hij in het geheim bewaarde, om genezing en zijn gebed werd verhoord. De Moeder Gods hechtte de afgehakte hand weer aan de arm, met de opdracht de hand te gebruiken als de pen van een snelle schrijver om hymnen te schrijven ter ere van Christus en haarzelf. Ook kon Johannes de tegenstanders van ikonen weer bestrijden.
Uit dankbaarheid liet Johannes een zilveren votiefhand maken en bevestigde die aan de ikoon. Sinds die tijd draagt zij de naam Panagía Tricheroúsa.