Ongeveer 160 man zoekt een plek op de houten banken langs de tafels. De vegetarische maaltijd staat klaar voor iedereen. Een pannetje rijstepap, soep, plakjes kaas, verse lenteui en brood.
Tijdens de maaltijd is het stil. Een monnik leest een tekst voor. Na de lezing rinkelt een belletje en staat ieder op. De monniken lopen langzaam zingend terug naar de kerk. Daar worden weer de ikonen gekust. Monniken en leken maken meerdere buikschuivers.
Terug in ons royale gastenverblijf is de balie bij het kantoortje van de gastenmonnik open. Michael en ik tonen onze diamonitirion ( visum Athos) en ons paspoort.
Op de gang komt Michael een monnik uit Moldavië tegen. Ze spreken beiden dezelfde taal, zodat Michael veel inside informatie krijgt. Fotograferen op Athos is verboden, maar als ik van Michael en de monnik een foto wil maken, kijkt de monnik eerst om zich heen, alvorens ik een foto neem.
De guestmaster schrijft ons in, geeft een schone lakenset en brengt ons naar een slaapzaal op de vijfde verdieping. Op het zaaltje staan vier rijen van negen bedden.
In het klooster hangen twee klokken, een met onze Europese tijd en de ander met de Byzantijnse tijd. ’s Ochtends om zes uur staan we op. Na een kerkdienst eten we in de grote zaal, halen onze rugzakken op en lopen hetzelfde kustpad als de dag ervoor weer terug. Voor ons loopt een groepje pelgrims, waaronder enkele monniken. Op een kruising met een bredere lichtgele kalkgruisweg nemen we afscheid. Zij lopen richting Dáfni.
We lopen naar de hoofdplaats Kariés langs een stoffig pad. Uit een stofwolk verschijnt een fourwheeldrive die naast ons stopt. De monnik biedt ons een lift aan. Een stukje verder pikt de monnik twee Duits wandelaars op. Drie man met bagage delen met opgetrokken knieën het laadbakje.
In Kariés, het bestuurscentrum van de monnikenstaat Agion Oros, dwalen groepjes pelgrims rond. Het dorpje heeft een gemeentehuis, politiepost en brandweerkazerne. Rugzakken wachten tegen de gevels of rusten tegen lage muurtjes. De eigenaars staan in groepjes bijeen of drinken iets in.
Het wegdek bestaat uit grijze natuursteen, kunstig tot een vlak samengevoegd. Langs de hoofdstraat staan rood bruin geverfde winkeltjes. Op straat staan stoffige mini-busjes, wachtende rugzakken, monniken met zwarte pijen en platte cilindervormige hoofddeksels, de kamilauchion.
Iedereen wacht op vervoer naar een klooster, de Heilige Berg Athos of naar de haven van Dáfni. Onze twee Duitse medelifters hebben allebei een Garmin GPS. Ze hebben thuis een kaart van Athos gedigitaliseerd en de scan laten samenvallen met Google Maps. Het digitale resultaat zit in hun GPS apparaat.
Met ons vieren lopen we naar het klooster Stavronikíta ongeveer halverwege de oostkust. De vierkante toren met erboven kantelen maken van het klooster een burcht. De guestmaster ontvangt ons met een glaasje rakí, water en zachtzoete loukoumi, en vergezelt ons naar de kloosterkerk. De Duitse mannen kunnen hier overnachten. Zij hebben tevoren gereserveerd. De monnik verontschuldigt zich, Stavronikíta is maar een klein klooster.
Vier Oostenrijkse mannen bezoeken het klooster. Al jaren trekt dit groepje gepensioneerden er op uit en maken wandeltochten. Het bezoek aan Athos staat bij hen in het teken van dankbaarheid, dankbaarheid voor alle goeds in hun leven. De lijfspreuk van een der Oostenrijkse gepensioneerden luidt: ‘Wie reich war ich wenn ich noch arm war.’ Zij raden ons aan om ook te overnachten in het grote klooster Iviron, enkele kilometers zuidelijker van Stavronikíta langs de kust. Ze kennen een smal kustpad, een slimme korte verbinding tussen de kloosters. Michael en ik worden opgenomen in de hechte vriendengroep; mannen van mijn leeftijd met levenservaring en warmte.
Onderweg filosoferen we over ons leven en praten we als opa’s over de toekomst van onze kleinkinderen. We zijn tevreden over ons leven. Onder ons glanst het diepblauwe tapijt van de Egeïsche Zee, in de verte zie ik de contouren van het eiland Thassos. (2008)
Michael heeft last van zijn gewrichten doordat de rugzak te zwaar is en ook niet goed is afgesteld. Na het inkorten van het draagstel is het probleem verholpen.
We wandelen ’s avonds naar het strand en menen in de verte een school spelende dolfijnen te zien. De volgende ochtend zien we dat de spannende dolfijnen nu gladde grijze rotsen zijn. We lopen om het grote kloosterkasteel en bezoeken een grote expositieruimte waar fraaie iconen verkocht worden.
Op Athos zie ik een buitenwereldse werkelijkheid, religie verpakt in goud, regels……..goud en rituelen. Elementen van de liefde van ongrijpbare ondefinieerbare goddelijkheid ontmoette ik tijdens deze reis onderweg in mensen en natuur. Op Athos is religie verstard en geconcentreerd in zekerheden. Wijsheid ligt hiërarchisch vast. Het zijn de bronnen waar mensen als Michael zich aan laven. Op dit religieuze schiereiland leeft een geïsoleerde mannengemeenschap op de tolweg naar de hemel op voorspraak van de behulpzame moeder Maria. Het monnikenleven vast gebeiteld in het constante ritme van rituelen, gebeden en gezang. De vieringen worden meestal staande bijgewoond om te voorkomen dat het bewustzijn daalt. (de monnik indut).
Michael is vannacht om drie uur naar het nachtgebed, mesoníktion, geweest om deel te nemen aan de rituelen. Vanochtend om half acht kan hij niet uit zijn bed komen, hij slaapt door. Naast het tekort aan slaap verzucht hij ook dat het eten goed is voor monniken, maar niet voor wandelaars. Het is te weinig.
Het afscheid van de groep Oostenrijkers is emotioneel. Toen ze de de Berg Athos beklommen en de top bereikten, verscheen in zee de schaduw van de berg. Het was een intense ervaring. De verteller kan niet meer verder praten, overweldigd door emoties.
Op weg naar Kariés passeren we een groepje, dat op de bus wacht. We wilden lopen, maar de verleiding van de bustocht kunnen we niet weerstaan.
Zie ook: 381 - TERIE LEIJS: EEN WANDELAAR OP DE AGION OROS, DEEL 1/7
383 - TERIE LEIJS: EEN WANDELAAR OP DE AGION OROS, DEEL 2/7
385 - TERIE LEIJS: EEN WANDELAAR OP DE AGION OROS, DEEL 3/7
387 - TERIE LEIJS: EEN WANDELAAR OP DE AGION OROS, DEEL 4/7